Federalisme

Staatsvorm waarbij de soevereiniteit gedeeld wordt tussen de centrale overheid en deelstaten. Beide niveaus beschikken over eigen bevoegdheden, die zij elkaar niet af kunnen nemen. Voorbeeld: Duitsland.

De Europese Unie is geen federatie, omdat zij haar bevoegdheden krijgt van de lidstaten. Die worden haar bij verdrag toegekend en kunnen in beginsel ook weer worden teruggedraaid, als de lidstaten daar gezamenlijk toe besluiten.

Tegelijk is de EU meer dan een confederatie (statenbond), omdat de burgers van de lidstaten ook burgers van de EU zijn. Zij genieten de rechten van het Europees burgerschap en kiezen het Europees Parlement. De inrichting van de EU draagt dus toch de sporen van het federalistische ideaal dat veel van haar oprichters koesterden. Federalisten verdedigen de communautaire methode van besluitvorming, omdat deze de kiem kan leggen voor een Verenigde Staten van Europa.

Het Europese federalisme verloor terrein na de verwerping van de Europese Grondwet in 2005, maar maakte door de financiële en economische crisis een comeback. Europa, zo blijkt, kan niet zonder gemeenschappelijke instellingen die sterk genoeg zijn om markten te temmen en lidstaten tot de orde te roepen. De eurocrisis was een ‘federale schok’.