Interne markt

Een economische ruimte waarin goederen, diensten, kapitaal en personen vrij circuleren. De schepping van een gemeenschappelijke markt was een van de oorspronkelijke doelstellingen van de Europese Economische Gemeenschap (zie Europese Gemeenschappen) uit 1958. Het duurde echter tot midden jaren tachtig voor er vaart kwam in het wegnemen van handelsbelemmeringen. Dat vergde harmonisatie van honderden nationale regels: over eisen waaraan producten moeten voldoen, over openbare aanbesteding, over de sociale zekerheid van migrerende werknemers, over diploma’s enzovoorts. In 1993 werd de Europese interne markt afgekondigd, maar nog steeds produceert de EU wetgeving om de grensoverschrijdende handel te vergemakkelijken, bijvoorbeeld door de regels voor de bescherming van consumenten gelijk te trekken.

De interne markt stelt bedrijven bloot aan meer concurrentie. Tegelijk kunnen zij schaalvoordelen boeken. Zonder harmonisatie zou een bedrijf dat bijvoorbeeld grasmaaiers maakt, 28 verschillende modellen moeten produceren om aan de uiteenlopende nationale regels te voldoen. Nu kan één model dat aan de Europese voorschriften voldoet, overal in de EU worden verkocht. Het is dan ook vaak het bedrijfsleven dat in Brussel lobbyt voor extra Europese regels. En dat ondertussen steen en been klaagt over Europese bemoeizucht.

De Britten zouden de door hen verfoeide Brusselse regeltjes wel eens hard kunnen gaan missen als na de brexit het exporteren naar EU-landen een bureaucratische nachtmerrie blijkt. Als exportnatie en distributieland heeft Nederland veel voordeel van het vrije verkeer van goederen, diensten, kapitaal en personen. Volgens het Centraal Planbureau heeft de gemiddelde Nederlander tussen de 1500 en 2200 euro per jaar extra te besteden dankzij de interne markt. Zo bezien is onze positie als nettobetaler in de EU een slimme investering in de eigen welvaart.